Bello Gallico 2019 - the mud edition 🙃
Well, I've been kicking the dirt and towing that line.
Got salt and sweat stinging my eyes.
But I'm digging down deep.
It's good to be alive.
Got salt and sweat stinging my eyes.
But I'm digging down deep.
It's good to be alive.
Good to be alive - David Rosales
Bello Gallico 2019. 2 rondjes van 80 kilometer. Eentje wijzerzin. Eentje tegenwijzerzin. Samen 2300 hoogtemeters. Beide onverbiddelijk.
Was het het weer? Nee. Waren het de hoogtemeters? Nope. Was het dan misschien slechte karma? Nee hoor, ook niet. Wat het dan wel was? Wel, wat dacht je van kilometers en kilometers ellendige, slibberige en tergende modder. Oh ja hoor, simpele modder. Die maakte deze editie tot een uitdaging om u tegen te zeggen. Mijn voeten krimpen bibberend gauw nog even samen bij de herinnering...
Versta me niet verkeerd: elke 100 mijler is een niet te onderschatten uitdaging van lichaam en geest. Maar zeg nu zelf: het weer ging best wel meevallen, hoogtemeters vallen hier ook zeer goed mee en het terrein is verre van het meest technische. Al bij al dus een 'goed te lopen' parcours. Deze editie dus helaas pindakaas. Althans voor mij. Want moet je weten dat de eerste man op 16 uur en 21 minuten binnen was én de eerste vrouw de klus klaarde op 16 uur en 31 minuten. Reken maar even die gemiddelde snelheid uit, ga zitten en besef dat superhelden echt zijn.
Zoals gewoonlijk ben ik best wel nerveus voor de start. De dagen ervoor begint alvast de realiteit van de afstand opnieuw door te dringen en eerlijk gezegd maak ik me toch wel wat zorgen. Gaat het lukken, ben ik genoeg voorbereid, welke kledij doe ik best aan, gaat mijn gestel het houden,hoe hou ik die racepack zo licht als mogelijk en nog een dozijn andere vragen spoken af en aan door mijn hoofd.
Vrijdagavond zet mijn lieve vrouwtje me zorgzaam af op de plaats waar het allemaal moet gebeuren: zaal Roosenberg. Ik merk dat ik stilaan steeds meer afdaal in mezelf, steeds dichterbij dat punt dat ik graag de ultra mindset noem. Het is een soort van zen zijn bovenop een rusteloze bal bliksem die net niet alle kanten dreigt uit te schieten.
Na eerst nog bij Stef een Skadi - bestelling op te halen installeer ik mij in de zaal, op het balkon. Ik hoop daar nog een dutje te doen voor de start om 4 uur 's ochtends. Stef geeft me eerst nog de nodige uitleg bij de handschoenen dat ik aanschafte en geeft me hiermee ook vertrouwen in mijn keuzes. Vertrouwen: niet onbelangrijk als je aan de startlijn van een 100 mijler gaat staan. De liner en waterdichte mittens gaan vooraan in de racepack. De dikkere handschoenen gaan, just in case, nog achteraan bij de rest van wellicht overbodige "je - weet - maar - nooit spullen".
Uiteindelijk slaag ik erin nog een uurtje of 2 slaap mee te pikken alvorens de wekker afgaat. Van beneden roept Hans me met een brede glimlach toe of ze het stil genoeg gehouden hebben. Moeha! Die machine van vrijwilligers draait daar al van lang voordat de eerste deelnemer toekomt tot lang nadat de laatste vertrekt. En zo'n machine draait natuurlijk niet in stilte. Van dan af gaat het in elk geval snel en voor ik het weet staan we buiten aan de Zoete Waters en telt RD Tim af tot het startsignaal.
Alright! Game On!
De modder doet nog voor de start zijn drabberige intrede en laat zich alvast even gelden. We worden gelukkig al snel het 'knuppelpad' rond de vijvers opgestuurd. Maar ook dat lijkt mee te doen met team 'slippery'. Nu, snel wordt er hier nog niet gegaan. Het is eigenlijk een beetje in colonne voortgaan. Ik stoor me er niet aan. Dit is een kans om rustig aan warm te draaien.
Na het knuppelpad worden we omhoog gestuurd en krijgen we alvast een voorproefje van de rest van het parcours: dat is modder dus.
Al snel merk ik dat ik best wel te warm gekleed ben voor de omstandigheden. De voorspellingen gaven aan dat de gevoelstemperaturen rond het vriespunt zouden liggen. Daar de 10 graden bijtellend omdat we een loopje gaan doen, kwam ik uit op een merino basislaagje met daarbovenop een microfleece en een warm windwerend jasje. Wind is er echter niet zo zeer, enkel wat regen. Ik gooi me gauw op kant en begin in de racepack te rommelen. De warme jas wordt verruild voor de regenjas en uiteindelijk moet ook die warme muts eraan. Zo! Dat voelt een pak beter: lekker fris en aangenaam warm tegelijk. Zo hoort het!
Na enkele kilometers begin ik in een flow te komen en voor ik het weet kom ik aan op het eerste checkpoint: feestzaal De Miester in Bierbeek, op 20 km in het parcours. En of het een feestje is! Afgeladen vol met al dat ultratrailend geweld heerst er een broeierig en aangenaam sfeertje! Ik sla gauw een koffie achterover en maak me snel weer uit de voeten. Checkpoints bloeden tijd. En dat is iets dat ik zo min mogelijk wil verspillen. Enkel aan de checkpoints waar ik een dropbag heb, wil ik wel ietsje langer blijven hangen. Iets met kousen vervangen,voorraden aanvullen, karma gladstrijken enzo.
Gestaag ga ik verder richting het tweede checkpoint. Langs bossen en velden. De omgeving is lekker gevarieerd. Was die ondergrond dat nu ook maar. Het parcours ligt er ongelooflijk modderig en zompig bij. Had ik dat al gezegd? En hoewel ik het gevoel heb lekker aan het cruisen te zijn, is m'n lijf toch zeer hard aan het werk om me recht te houden op die modderige kwelduivels. De voetjes laten zich alvast een eerste keer horen, maar voorts voel ik me eigenlijk toppie. Na 5 uurtjes hobbelen kom ik aan in de voetbalkantine te Grez - Doiceau. We zijn 40 kilometers bezig en ik ben er een uurtje vroeger dan ik gepland had. Ik dubbel check bij mezelf of ik dan echt wel zo chill bezig ben. En ja, het gaat toch echt wel goed met me. Nu is het zaak om niet overmoedig te worden. Ik spreek met mezelf af om op een zelfde rustig tempo verder naar de 80 kilometer te gaan. Er is tijd, zeeën van tijd. Tot zondag 16 uur als het moet, maar liever toch wat vroeger dan dat.
Achter de voetbalkantine is een kleedruimte waar ik m'n voorraad voeding aanvul en obligatoir de kousjes vervang. Een blik op m'n voeten zegt dat ze, ondanks de pijntjes, nog meer dan OK zijn. So far so good. For now. Terwijl ik bezig ben, merkt iemand op dat we zo goed als allemaal dezelfde kousjes gebruiken. Teensokken. Goed tegen de bleinen hé. Wel, daar gaan we deze editie allemaal nog op terugkomen!
In de kantine zelf sla ik enkele cola's achterover en ga verder op pad. Nog een cola leegslurpend, werk ik een zakje beef jerky weg. Voor ik het weet ben ik alweer aan het lopen richting het volgende checkpoint. Rond de middag kom ik er aan: de voetbalkantine te Ottenburg.Wederom hou ik kort halt voor die fantastische cola. Daarna vertrek ik op een wolk van suiker en cafeïne naar het halfwegpunt te zaal Roosenberg. Opnieuw lachen de nodige modderpaadjes ons moedwillig toe. Het is wat het is en ik geniet van de wisselende uitzichten en natuur.
Onderweg bedenk ik me dat alles wat voorbij is, nog eens de revue zal passeren. Geen verrassingen meer. Dat wel. Maar je weet ook welke doffe ellende je nog eens gepresenteerd krijgt. Ditmaal meer moe, meer donker en als ik de voorspellingen mag geloven (en dat mocht ik): meer nat. Tot zover dus het idee dat voorspelbaarheid rust geeft. Er trekt een rilling langs m'n rug en ik denk "Laat maar komen!" Dan denk ik dat nog ja.
Intussen kom ik ook stilaan de eerste helden tegen die alvast aan hun tweede ronde bezig zijn. Ongelooflijk!
Om 15 uur ben ik dan halverwege. Dit is mooi! En nog mooier zijn de behulpzame vrijwilligers die je opdracht een beetje makkelijker maken door je te voorzien van wat je nodig hebt terwijl jij verder je 'werk' doet. Voor mij is dat weer een cola natuurlijk. Dat heb ik afgelopen zomer goed geleerd: cola redt levens. Althans het mijne.
De horloge gaat aan de lader, batterijen worden vervangen, eten en water worden aangevuld en de racepack wordt toch eventjes gereorganiseerd. Er wordt gewikt en gewogen en er worden een paar gokjes gewaagd. Ik vervang m'n kousjes, check m'n zeurende voetjes en steek gauw nog een verse en droge basislaag aan. Ik neem toch nog een extra warme laag mee in de racepack en 3 kwartier nadat ik binnenkwam vertrek ik dan voor deel twee.
En passant bots ik nog op OCR - buddy Bart. Een steevaste vrijwilliger en stralende aanwezigheid. Zoals gewoonlijk is het een hartelijke ontmoeting en ik vertrek dankzij hem met een brede glimlach en opperbest gevoel. De vrijwilligers aan de eerstvolgende wegoversteek doen hier nog een schepje bovenop met hun zorgzame en aanmoedigende woorden. Ze verdienen allemaal een standbeeld! Dankjulliewel!
Intussen begint de zon er langzaamaan de brui aan te geven. De broeierige gloed die ze kort voor de schemering over het landschap tovert kruipt wat in m'n ziel. Een klein stukje magie daalt neer over het landschap. Ik adem diep in en voel elk bot in m'n lijf mee de lucht naar binnen zuigen. Ik denk "Nu gaat het echt beginnen." En er is maar 1 ding dat ik dan kan doen, dat ik moet doen: gestaag richting het eindpunt blijven gaan.
Iets voor 19 uur kom ik terug te Ottenburg aan. 100 km zitten erop. Intussen zijn m'n voeten pijn gaan doen. Het hoort erbij en ik maak me nog niet echt zorgen. Op 80 km zagen ze er nog netjes uit, dus zo snel zal dat allemaal wel niet gaan. Denk ik dan. Ik beslis om toch even uit te blazen in de kantine en m'n voetjes van de grond te halen. Intussen sla ik de nodige hoeveelheid chips en snoepjes achterover en die spoel ik dan natuurlijk weer weg met cola.
Ik zou eigenlijk wel eens willen weten hoeveel liters cola er gedronken zijn. En misschien moeten we allen coca - cola een sponsorverzoek sturen? Nee?
Als ik weer vertrek werpt 1 van de vrijwilligers me nog gul toe: "Gij kunt dat!" Drie eenvoudige maar krachtige woorden. Ik neem ze dankbaar mee en laat ze later nog een paar keer in m'n hoofd weerklinken. Tuurlijk kan ik dat. Born to run, je weet wel. Maar misschien niet vandaag?
Intussen beginnen de voetjes steeds luider te roepen tot ze uiteindelijk lijken te schreeuwen. Ik denk "Hou nu toch gewoon eens op!" Maar ze luisteren niet. Rond de 115 km maak ik me toch wel even zorgen. Lopen doet pijn. Dat is OK, maar ik weet niet of ik er goed aan doe. Dit is nieuw en doet me twijfelen over hoe dit aan te pakken. Nog 45 km te gaan en ik wil wel zot doen, maar niet dom. Ik zie het niet zitten om me op kant te zetten en ter plekke te beginnen prutsen met schoenen en kousen. Geen zin om onnodig af te koelen. Ik besluit dus door te stappen naar de volgende checkpoint en daar even te kijken hoe ik dit opgelost krijg. Dit is ultra lopen, nietwaar? Het onvoorziene, de probleempjes, het aanpassen aan de omstandigheden en weten dat het plan nooit of te nimmer het plan is.
Tegen 22 uur doemt de voetbalkantine te Grez - Doiceau voor de tweede keer voor me op. Ik pik de dropbag op en plan me achteraan in de kantine even te nestelen om de voeten op te lappen. Wanneer ik de kantine binnenkom zie ik dat de vrolijke tandem Walter en Luc het checkpoint runnen. De energie en het enthousiasme dat die 2 uitstralen kunnen volgens mij een stad verlichten. En ik ben oprecht blij hen terug te zien! Ik vertel Walter dat ik me even wil installeren om naar m'n voeten te kijken. Waarop Walter doodleuk zegt :"Kristof we hebben hier medics hé, die kunnen daar ook eens naar kijken hé." Just. Goed idee! Wanneer ik de kousjes uittrek zie ik dat ik gekloofde voetjes heb. Maar ze zien er nog best goed uit. Zo van die rimpelige babyvoetjes. Het is evenwel het eerste stadium van maceratie, maar er komt nog nergens vel los. Dus ik denk dat dat echt nog best OK is. Ik vraag de medic of ze even mee de inschatting kan maken over wat ik best doe. Ik denk dat tapen weinig zin heeft op dit punt, maar ben hier verre van expert in. Na een onderzoek is haar diagnose simpel en duidelijk: wear and tear en inflammation; het gaat pijn doen, maar het is OK, de oplossing ligt 40 kilometer verder en tapen heeft geen zin. Dat is duidelijk. Intussen heeft haar collega me een bakje warm water gebracht zodat ik de boel even kan opschonen. Walter brengt me ondertussen met de grootste zorg een kop heerlijke soep, een cola natuurlijk en hij tovert ook nog enkele zure beertjes uit z'n mouw. Daar heb ik echt zin in. Toch ongelooflijk hoe goed je opgevangen en verzorgd wordt in die checkpoints! Ik zeg Walter dat ik in de verste verte niet aan stoppen denk. Al lachend voeg ik er aan toe: "Ik kan mijn vrouw die 2 kinderen gebaard heeft, toch niet zeggen dat ik gestopt ben voor een pijntje aan m'n voetjes?"
Terwijl ik m'n voetjes in dat warme water dompel voel ik me plots heel zwak worden en ik denk "Nee, niet weer hé!". Vorig jaar was het op dit exacte punt dat maag en darmen er de brui aan gaven. Letterlijk. Hier vrees ik dus voor. Ik haast me naar het toilet en bereid me voor op het ergste. Gelukkig lijkt dat weeë gevoel plots door te trekken om vervolgens geheel te verdwijnen. Vals alarm of alvast een kleine waarschuwing? Ik ben in elk geval immens opgelucht.
En wellicht geheel onterecht beeld ik me volgende interne conversatie in:
Maag: "Ej, gaan we 't hem zeggen?"
Darmen: "Ja jong, 't is de moment. Hij moet weten dat 't goed geweest is."
Maag: "Da peis 'k ook. Dat kan hier niet meer zijn é. Al dienen bucht en dat geklots! Ga je gij eerst? En ik zal dan direct bijspringen en uw woorden kracht bij zetten. Goed?"
Darmen: "OK. Ik begin eraan." "Eeeeeeeeej manneke! Luistert eens goed..."
Ondertussen ben ik in 7 haasten het toilet aan het zoeken.
Maag: "Ej ej ej, darmen, stopt! Stopt! Wacht eens efkes!"
Darmen: "Zeg maag, ik was juist op dreef. Wat is 't?"
Maag: "Awel, weet ge nog? Vorig jaar? Dan hebben we dat ook gedaan é?"
Darmen: "Ja. En?"
Maag: "Awel, dan is dienen idioot ook gewoon blijven gaan é. En weet ge nog wat dat dan voor ons was?"
Darmen: "Ja. Dat was afzien é maat".
Maag: "Yep. Dat was afzien. Dus misschien moeten we nu eens niet tegen maar meewerken? Wa denkt ge"
Darmen: "Alé ja, misschien wel é. Ik wil dat wel proberen".
Even later begin ik me klaar te maken om opnieuw te vertrekken. Ik probeer eerst nog om ook een droog paar schoenen aan te trekken. M'n voeten zijn echter net dat tikkeltje te zeer gezwollen voor die droge schoen. Nu ja, lang zou die toch niet droog gebleven zijn. Tijd om te gaan!
Wanneer ik richting deur ga is het bijna middernacht en Walter en Luc vragen me hoelang ik er nog wil over doen tot de finish. Ik zeg dat ik toch tussen 6 en 8 's ochtends binnen zou willen zijn. Maar het zal afhangen van hoe goed lopen nog zal gaan. Ze wensen me succes en zeggen gniffelend dat de lopers van de 80 km gaan starten en ik wil me toch niet door hen laten inhalen? Kerels!
Met hernieuwde moed trek ik ietwat moeizaam de donkere nacht in. Ik schuifel, dribbel, wandel, loop en alles daartussenin. Vooruit gaan is de boodschap. Ergens halverwege deze etappe, diep in het Meerdaalwoud, dreig ik even in een low terecht te komen. Ik heb het gehad met het ploeteren en schuiven. Die verdomde modder wordt een kwelling. En plus knal ik nog eens met m'n hoofd tegen een boom. En ik moet even heel diep inademen en mezelf vermanen. Ik zeg mezelf dat hoe rotter het wordt, hoe zoeter het behalen van de eindstreep zal smaken. Ja toch? Wel, hopelijk. Ik ram nog een Kanjer naar binnen, want misschien heb ik ook even te weinig suikers binnen. En gestaag dobber ik voort richting het laatste checkpoint. Na een schijnbaar eindeloze tocht bereik ik het eindelijk. Het is kwart voor 4 's ochtends. Deze etappe heeft me 3 uur en 45 minuten gekost. Lang genoeg. Het mag nu echt gaan gedaan zijn.
Als ik het checkpoint binnenwandel, merk ik dat er weinig volk is en het er best stil is. Er heerst een sfeer van kalmte. Wie hier is weet dat de overwinning binnen handbereik is, maar ze niet zomaar zal overhandigd worden. Ik plant me neer, ontdoe me van enkele spullen en ga vervolgens wat schransen. Er wordt me gevraagd of ik een croque wil. En of ik dat wil! Dat croque monsieurtje doet zo'n deugd! Ik zie dat Sander hier ook is. We zijn elkaar een aantal keren gekruist en de laatste keer was op 4 km van deze checkpoint. Die 4 bleken er uiteindelijk 8 te zijn. Foutje van mijn kant en de langste 4 kilometer van mijn leven, dat wel. Achteraan herken ik een duo Duitsers die ik ook af en aan voorbijkwam en die op een gestage en vastberaden manier lijken te blijven voortgaan. Aan nog een ander tafeltje zit Karen, in de running om als derde vrouw binnen te zijn. Echt top! En wat een goedgemutste dame! We hebben beiden shit met onze voeten en denken dat lopen er misschien niet meer in zit. Achteraf zal evenwel blijken dat lopen er altijd nog in zit. Een les die ik toch elke keer op een andere manier opnieuw leer. Lopen zit er altijd in, Kristof, niet vergeten!
Het is buiten intussen goed beginnen regenen en iemand zegt dat het nog gaat stormen. Er worden extra laagjes aangetrokken en ik zet me recht om de aanval op het laatste stuk in te zetten. Mijn god! Die voetjes van de grond halen was echt geen goed idee! Wat een pijn gaat er doorheen als ik me recht zet. Ik kan maar beter snel in actie schieten en dat bloed goed laten stromen!
We trekken naar buiten en ik beslis om zo snel als mogelijk te proberen wandelen. Poles zouden nu wel van pas komen. De mijne zitten helaas nog in mijn dropbag, 20 kilometer terug. Dan maar zonder, hé.
De laatste etappe dus. Bijna daar, maar nog lang niet. Uiteindelijk zal ik nog een goeie 3 uur onderweg zijn. Om uiteindelijk om 7u31 de finish te bereiken. Het zullen nog 3 lange uren zijn.
In sneltempo wandelend vervolg ik m'n weg. Het stadje verdwijnt al snel achter me. Het begint steviger te regenen en ook de wind lijkt een tandje of twee bij te steken. Voor ik het weet is het weer van slecht naar guur veranderd. De regen valt met bakken uit de lucht en de wind beukt hard en onophoudelijk. Ik bevind me net tussen open weilanden wanneer dit noodweer in alle hevigheid uitbreekt. Een kleine 500 meter verder zie ik bos opdoemen. Het Mollendaalbos. Ik wil daar zijn, ik moet hier weg. De wind en m'n trage tempo koelen me af en niet op een aangename manier. Dat blijkt de push te zijn die ik nodig had. Ik bijt op m'n lip en begin te lopen. Dat doet pijn, maar valt dan toch weer mee. Zo zie je maar. Van dan af komt er weer meer tempo in. En eerlijk gezegd kan het me ook allemaal niet veel meer schelen: ik wil er gewoon zijn. Verstand op nul en gaan. In het bos is het meer beschut, maar het lawaai dat die razende wind maakt is onwerkelijk. Het is net of er straaljagers donderend door het bos vliegen. En ik krijg het gevoel dat ik in een science fiction film terecht gekomen ben. De laatste 15 kilometers duw ik gewoon door. Ik zou nog allerhande kunnen vertellen over hoe nat het nog werd of dat er toch iets barstte onderaan m'n voet of dat kasseien bergaf echt de hel zijn. Maar dat doet er allemaal niet meer toe. Het was stevig. Dat zijn ultra's nu eenmaal.
Ter vervanging van m'n voeten kreeg ik de laatste kilometers vleugels. Je weet wel: de 'ik - ben - er - bijna - vleugels' die maken dat je alle doffe ellende alweer begint te vergeten nog voor het voorbij is. Voldaan en vol geluk kom ik zo zaal Roosenberg binnen, waar steevast voor elke finisher een applausje gelanceerd wordt. Eens het podium op, hangt Tim de medaille rond m'n nek. Nu is het echt voorbij. En ik ben echt opgelucht. 48ste ben ik en ik ben een beetje verrast. In mijn hoofd zat ik in de staart van het pack van 168 starters. Na mij komen er nog 44 binnen. Ik ben dus een mid pack finisher en daar voel ik me ook thuis.
Ik zoek m'n spullen bijeen zodat ik kan gaan douchen. De wandeling erheen, for the record +/- 500 meter kan er nog wel bij. De kasseien helling die kort daarvoor nog een laatste neerwaartse marteling was, ontlokt nu niet meer dan een opwaartse zucht. Zo is het allemaal weer ongelooflijk hard voorbij. En m'n gedachten dwalen alvast af naar de volgende uitdaging... Zucht.
De modder doet nog voor de start zijn drabberige intrede en laat zich alvast even gelden. We worden gelukkig al snel het 'knuppelpad' rond de vijvers opgestuurd. Maar ook dat lijkt mee te doen met team 'slippery'. Nu, snel wordt er hier nog niet gegaan. Het is eigenlijk een beetje in colonne voortgaan. Ik stoor me er niet aan. Dit is een kans om rustig aan warm te draaien.
Na het knuppelpad worden we omhoog gestuurd en krijgen we alvast een voorproefje van de rest van het parcours: dat is modder dus.
Al snel merk ik dat ik best wel te warm gekleed ben voor de omstandigheden. De voorspellingen gaven aan dat de gevoelstemperaturen rond het vriespunt zouden liggen. Daar de 10 graden bijtellend omdat we een loopje gaan doen, kwam ik uit op een merino basislaagje met daarbovenop een microfleece en een warm windwerend jasje. Wind is er echter niet zo zeer, enkel wat regen. Ik gooi me gauw op kant en begin in de racepack te rommelen. De warme jas wordt verruild voor de regenjas en uiteindelijk moet ook die warme muts eraan. Zo! Dat voelt een pak beter: lekker fris en aangenaam warm tegelijk. Zo hoort het!
Na enkele kilometers begin ik in een flow te komen en voor ik het weet kom ik aan op het eerste checkpoint: feestzaal De Miester in Bierbeek, op 20 km in het parcours. En of het een feestje is! Afgeladen vol met al dat ultratrailend geweld heerst er een broeierig en aangenaam sfeertje! Ik sla gauw een koffie achterover en maak me snel weer uit de voeten. Checkpoints bloeden tijd. En dat is iets dat ik zo min mogelijk wil verspillen. Enkel aan de checkpoints waar ik een dropbag heb, wil ik wel ietsje langer blijven hangen. Iets met kousen vervangen,voorraden aanvullen, karma gladstrijken enzo.
Gestaag ga ik verder richting het tweede checkpoint. Langs bossen en velden. De omgeving is lekker gevarieerd. Was die ondergrond dat nu ook maar. Het parcours ligt er ongelooflijk modderig en zompig bij. Had ik dat al gezegd? En hoewel ik het gevoel heb lekker aan het cruisen te zijn, is m'n lijf toch zeer hard aan het werk om me recht te houden op die modderige kwelduivels. De voetjes laten zich alvast een eerste keer horen, maar voorts voel ik me eigenlijk toppie. Na 5 uurtjes hobbelen kom ik aan in de voetbalkantine te Grez - Doiceau. We zijn 40 kilometers bezig en ik ben er een uurtje vroeger dan ik gepland had. Ik dubbel check bij mezelf of ik dan echt wel zo chill bezig ben. En ja, het gaat toch echt wel goed met me. Nu is het zaak om niet overmoedig te worden. Ik spreek met mezelf af om op een zelfde rustig tempo verder naar de 80 kilometer te gaan. Er is tijd, zeeën van tijd. Tot zondag 16 uur als het moet, maar liever toch wat vroeger dan dat.
Achter de voetbalkantine is een kleedruimte waar ik m'n voorraad voeding aanvul en obligatoir de kousjes vervang. Een blik op m'n voeten zegt dat ze, ondanks de pijntjes, nog meer dan OK zijn. So far so good. For now. Terwijl ik bezig ben, merkt iemand op dat we zo goed als allemaal dezelfde kousjes gebruiken. Teensokken. Goed tegen de bleinen hé. Wel, daar gaan we deze editie allemaal nog op terugkomen!
In de kantine zelf sla ik enkele cola's achterover en ga verder op pad. Nog een cola leegslurpend, werk ik een zakje beef jerky weg. Voor ik het weet ben ik alweer aan het lopen richting het volgende checkpoint. Rond de middag kom ik er aan: de voetbalkantine te Ottenburg.Wederom hou ik kort halt voor die fantastische cola. Daarna vertrek ik op een wolk van suiker en cafeïne naar het halfwegpunt te zaal Roosenberg. Opnieuw lachen de nodige modderpaadjes ons moedwillig toe. Het is wat het is en ik geniet van de wisselende uitzichten en natuur.
Onderweg bedenk ik me dat alles wat voorbij is, nog eens de revue zal passeren. Geen verrassingen meer. Dat wel. Maar je weet ook welke doffe ellende je nog eens gepresenteerd krijgt. Ditmaal meer moe, meer donker en als ik de voorspellingen mag geloven (en dat mocht ik): meer nat. Tot zover dus het idee dat voorspelbaarheid rust geeft. Er trekt een rilling langs m'n rug en ik denk "Laat maar komen!" Dan denk ik dat nog ja.
Intussen kom ik ook stilaan de eerste helden tegen die alvast aan hun tweede ronde bezig zijn. Ongelooflijk!
Om 15 uur ben ik dan halverwege. Dit is mooi! En nog mooier zijn de behulpzame vrijwilligers die je opdracht een beetje makkelijker maken door je te voorzien van wat je nodig hebt terwijl jij verder je 'werk' doet. Voor mij is dat weer een cola natuurlijk. Dat heb ik afgelopen zomer goed geleerd: cola redt levens. Althans het mijne.
De horloge gaat aan de lader, batterijen worden vervangen, eten en water worden aangevuld en de racepack wordt toch eventjes gereorganiseerd. Er wordt gewikt en gewogen en er worden een paar gokjes gewaagd. Ik vervang m'n kousjes, check m'n zeurende voetjes en steek gauw nog een verse en droge basislaag aan. Ik neem toch nog een extra warme laag mee in de racepack en 3 kwartier nadat ik binnenkwam vertrek ik dan voor deel twee.
En passant bots ik nog op OCR - buddy Bart. Een steevaste vrijwilliger en stralende aanwezigheid. Zoals gewoonlijk is het een hartelijke ontmoeting en ik vertrek dankzij hem met een brede glimlach en opperbest gevoel. De vrijwilligers aan de eerstvolgende wegoversteek doen hier nog een schepje bovenop met hun zorgzame en aanmoedigende woorden. Ze verdienen allemaal een standbeeld! Dankjulliewel!
Intussen begint de zon er langzaamaan de brui aan te geven. De broeierige gloed die ze kort voor de schemering over het landschap tovert kruipt wat in m'n ziel. Een klein stukje magie daalt neer over het landschap. Ik adem diep in en voel elk bot in m'n lijf mee de lucht naar binnen zuigen. Ik denk "Nu gaat het echt beginnen." En er is maar 1 ding dat ik dan kan doen, dat ik moet doen: gestaag richting het eindpunt blijven gaan.
Iets voor 19 uur kom ik terug te Ottenburg aan. 100 km zitten erop. Intussen zijn m'n voeten pijn gaan doen. Het hoort erbij en ik maak me nog niet echt zorgen. Op 80 km zagen ze er nog netjes uit, dus zo snel zal dat allemaal wel niet gaan. Denk ik dan. Ik beslis om toch even uit te blazen in de kantine en m'n voetjes van de grond te halen. Intussen sla ik de nodige hoeveelheid chips en snoepjes achterover en die spoel ik dan natuurlijk weer weg met cola.
Ik zou eigenlijk wel eens willen weten hoeveel liters cola er gedronken zijn. En misschien moeten we allen coca - cola een sponsorverzoek sturen? Nee?
Als ik weer vertrek werpt 1 van de vrijwilligers me nog gul toe: "Gij kunt dat!" Drie eenvoudige maar krachtige woorden. Ik neem ze dankbaar mee en laat ze later nog een paar keer in m'n hoofd weerklinken. Tuurlijk kan ik dat. Born to run, je weet wel. Maar misschien niet vandaag?
Intussen beginnen de voetjes steeds luider te roepen tot ze uiteindelijk lijken te schreeuwen. Ik denk "Hou nu toch gewoon eens op!" Maar ze luisteren niet. Rond de 115 km maak ik me toch wel even zorgen. Lopen doet pijn. Dat is OK, maar ik weet niet of ik er goed aan doe. Dit is nieuw en doet me twijfelen over hoe dit aan te pakken. Nog 45 km te gaan en ik wil wel zot doen, maar niet dom. Ik zie het niet zitten om me op kant te zetten en ter plekke te beginnen prutsen met schoenen en kousen. Geen zin om onnodig af te koelen. Ik besluit dus door te stappen naar de volgende checkpoint en daar even te kijken hoe ik dit opgelost krijg. Dit is ultra lopen, nietwaar? Het onvoorziene, de probleempjes, het aanpassen aan de omstandigheden en weten dat het plan nooit of te nimmer het plan is.
Tegen 22 uur doemt de voetbalkantine te Grez - Doiceau voor de tweede keer voor me op. Ik pik de dropbag op en plan me achteraan in de kantine even te nestelen om de voeten op te lappen. Wanneer ik de kantine binnenkom zie ik dat de vrolijke tandem Walter en Luc het checkpoint runnen. De energie en het enthousiasme dat die 2 uitstralen kunnen volgens mij een stad verlichten. En ik ben oprecht blij hen terug te zien! Ik vertel Walter dat ik me even wil installeren om naar m'n voeten te kijken. Waarop Walter doodleuk zegt :"Kristof we hebben hier medics hé, die kunnen daar ook eens naar kijken hé." Just. Goed idee! Wanneer ik de kousjes uittrek zie ik dat ik gekloofde voetjes heb. Maar ze zien er nog best goed uit. Zo van die rimpelige babyvoetjes. Het is evenwel het eerste stadium van maceratie, maar er komt nog nergens vel los. Dus ik denk dat dat echt nog best OK is. Ik vraag de medic of ze even mee de inschatting kan maken over wat ik best doe. Ik denk dat tapen weinig zin heeft op dit punt, maar ben hier verre van expert in. Na een onderzoek is haar diagnose simpel en duidelijk: wear and tear en inflammation; het gaat pijn doen, maar het is OK, de oplossing ligt 40 kilometer verder en tapen heeft geen zin. Dat is duidelijk. Intussen heeft haar collega me een bakje warm water gebracht zodat ik de boel even kan opschonen. Walter brengt me ondertussen met de grootste zorg een kop heerlijke soep, een cola natuurlijk en hij tovert ook nog enkele zure beertjes uit z'n mouw. Daar heb ik echt zin in. Toch ongelooflijk hoe goed je opgevangen en verzorgd wordt in die checkpoints! Ik zeg Walter dat ik in de verste verte niet aan stoppen denk. Al lachend voeg ik er aan toe: "Ik kan mijn vrouw die 2 kinderen gebaard heeft, toch niet zeggen dat ik gestopt ben voor een pijntje aan m'n voetjes?"
Terwijl ik m'n voetjes in dat warme water dompel voel ik me plots heel zwak worden en ik denk "Nee, niet weer hé!". Vorig jaar was het op dit exacte punt dat maag en darmen er de brui aan gaven. Letterlijk. Hier vrees ik dus voor. Ik haast me naar het toilet en bereid me voor op het ergste. Gelukkig lijkt dat weeë gevoel plots door te trekken om vervolgens geheel te verdwijnen. Vals alarm of alvast een kleine waarschuwing? Ik ben in elk geval immens opgelucht.
En wellicht geheel onterecht beeld ik me volgende interne conversatie in:
Maag: "Ej, gaan we 't hem zeggen?"
Darmen: "Ja jong, 't is de moment. Hij moet weten dat 't goed geweest is."
Maag: "Da peis 'k ook. Dat kan hier niet meer zijn é. Al dienen bucht en dat geklots! Ga je gij eerst? En ik zal dan direct bijspringen en uw woorden kracht bij zetten. Goed?"
Darmen: "OK. Ik begin eraan." "Eeeeeeeeej manneke! Luistert eens goed..."
Ondertussen ben ik in 7 haasten het toilet aan het zoeken.
Maag: "Ej ej ej, darmen, stopt! Stopt! Wacht eens efkes!"
Darmen: "Zeg maag, ik was juist op dreef. Wat is 't?"
Maag: "Awel, weet ge nog? Vorig jaar? Dan hebben we dat ook gedaan é?"
Darmen: "Ja. En?"
Maag: "Awel, dan is dienen idioot ook gewoon blijven gaan é. En weet ge nog wat dat dan voor ons was?"
Darmen: "Ja. Dat was afzien é maat".
Maag: "Yep. Dat was afzien. Dus misschien moeten we nu eens niet tegen maar meewerken? Wa denkt ge"
Darmen: "Alé ja, misschien wel é. Ik wil dat wel proberen".
Even later begin ik me klaar te maken om opnieuw te vertrekken. Ik probeer eerst nog om ook een droog paar schoenen aan te trekken. M'n voeten zijn echter net dat tikkeltje te zeer gezwollen voor die droge schoen. Nu ja, lang zou die toch niet droog gebleven zijn. Tijd om te gaan!
Wanneer ik richting deur ga is het bijna middernacht en Walter en Luc vragen me hoelang ik er nog wil over doen tot de finish. Ik zeg dat ik toch tussen 6 en 8 's ochtends binnen zou willen zijn. Maar het zal afhangen van hoe goed lopen nog zal gaan. Ze wensen me succes en zeggen gniffelend dat de lopers van de 80 km gaan starten en ik wil me toch niet door hen laten inhalen? Kerels!
Met hernieuwde moed trek ik ietwat moeizaam de donkere nacht in. Ik schuifel, dribbel, wandel, loop en alles daartussenin. Vooruit gaan is de boodschap. Ergens halverwege deze etappe, diep in het Meerdaalwoud, dreig ik even in een low terecht te komen. Ik heb het gehad met het ploeteren en schuiven. Die verdomde modder wordt een kwelling. En plus knal ik nog eens met m'n hoofd tegen een boom. En ik moet even heel diep inademen en mezelf vermanen. Ik zeg mezelf dat hoe rotter het wordt, hoe zoeter het behalen van de eindstreep zal smaken. Ja toch? Wel, hopelijk. Ik ram nog een Kanjer naar binnen, want misschien heb ik ook even te weinig suikers binnen. En gestaag dobber ik voort richting het laatste checkpoint. Na een schijnbaar eindeloze tocht bereik ik het eindelijk. Het is kwart voor 4 's ochtends. Deze etappe heeft me 3 uur en 45 minuten gekost. Lang genoeg. Het mag nu echt gaan gedaan zijn.
Als ik het checkpoint binnenwandel, merk ik dat er weinig volk is en het er best stil is. Er heerst een sfeer van kalmte. Wie hier is weet dat de overwinning binnen handbereik is, maar ze niet zomaar zal overhandigd worden. Ik plant me neer, ontdoe me van enkele spullen en ga vervolgens wat schransen. Er wordt me gevraagd of ik een croque wil. En of ik dat wil! Dat croque monsieurtje doet zo'n deugd! Ik zie dat Sander hier ook is. We zijn elkaar een aantal keren gekruist en de laatste keer was op 4 km van deze checkpoint. Die 4 bleken er uiteindelijk 8 te zijn. Foutje van mijn kant en de langste 4 kilometer van mijn leven, dat wel. Achteraan herken ik een duo Duitsers die ik ook af en aan voorbijkwam en die op een gestage en vastberaden manier lijken te blijven voortgaan. Aan nog een ander tafeltje zit Karen, in de running om als derde vrouw binnen te zijn. Echt top! En wat een goedgemutste dame! We hebben beiden shit met onze voeten en denken dat lopen er misschien niet meer in zit. Achteraf zal evenwel blijken dat lopen er altijd nog in zit. Een les die ik toch elke keer op een andere manier opnieuw leer. Lopen zit er altijd in, Kristof, niet vergeten!
Het is buiten intussen goed beginnen regenen en iemand zegt dat het nog gaat stormen. Er worden extra laagjes aangetrokken en ik zet me recht om de aanval op het laatste stuk in te zetten. Mijn god! Die voetjes van de grond halen was echt geen goed idee! Wat een pijn gaat er doorheen als ik me recht zet. Ik kan maar beter snel in actie schieten en dat bloed goed laten stromen!
We trekken naar buiten en ik beslis om zo snel als mogelijk te proberen wandelen. Poles zouden nu wel van pas komen. De mijne zitten helaas nog in mijn dropbag, 20 kilometer terug. Dan maar zonder, hé.
De laatste etappe dus. Bijna daar, maar nog lang niet. Uiteindelijk zal ik nog een goeie 3 uur onderweg zijn. Om uiteindelijk om 7u31 de finish te bereiken. Het zullen nog 3 lange uren zijn.
In sneltempo wandelend vervolg ik m'n weg. Het stadje verdwijnt al snel achter me. Het begint steviger te regenen en ook de wind lijkt een tandje of twee bij te steken. Voor ik het weet is het weer van slecht naar guur veranderd. De regen valt met bakken uit de lucht en de wind beukt hard en onophoudelijk. Ik bevind me net tussen open weilanden wanneer dit noodweer in alle hevigheid uitbreekt. Een kleine 500 meter verder zie ik bos opdoemen. Het Mollendaalbos. Ik wil daar zijn, ik moet hier weg. De wind en m'n trage tempo koelen me af en niet op een aangename manier. Dat blijkt de push te zijn die ik nodig had. Ik bijt op m'n lip en begin te lopen. Dat doet pijn, maar valt dan toch weer mee. Zo zie je maar. Van dan af komt er weer meer tempo in. En eerlijk gezegd kan het me ook allemaal niet veel meer schelen: ik wil er gewoon zijn. Verstand op nul en gaan. In het bos is het meer beschut, maar het lawaai dat die razende wind maakt is onwerkelijk. Het is net of er straaljagers donderend door het bos vliegen. En ik krijg het gevoel dat ik in een science fiction film terecht gekomen ben. De laatste 15 kilometers duw ik gewoon door. Ik zou nog allerhande kunnen vertellen over hoe nat het nog werd of dat er toch iets barstte onderaan m'n voet of dat kasseien bergaf echt de hel zijn. Maar dat doet er allemaal niet meer toe. Het was stevig. Dat zijn ultra's nu eenmaal.
Ter vervanging van m'n voeten kreeg ik de laatste kilometers vleugels. Je weet wel: de 'ik - ben - er - bijna - vleugels' die maken dat je alle doffe ellende alweer begint te vergeten nog voor het voorbij is. Voldaan en vol geluk kom ik zo zaal Roosenberg binnen, waar steevast voor elke finisher een applausje gelanceerd wordt. Eens het podium op, hangt Tim de medaille rond m'n nek. Nu is het echt voorbij. En ik ben echt opgelucht. 48ste ben ik en ik ben een beetje verrast. In mijn hoofd zat ik in de staart van het pack van 168 starters. Na mij komen er nog 44 binnen. Ik ben dus een mid pack finisher en daar voel ik me ook thuis.
Ik zoek m'n spullen bijeen zodat ik kan gaan douchen. De wandeling erheen, for the record +/- 500 meter kan er nog wel bij. De kasseien helling die kort daarvoor nog een laatste neerwaartse marteling was, ontlokt nu niet meer dan een opwaartse zucht. Zo is het allemaal weer ongelooflijk hard voorbij. En m'n gedachten dwalen alvast af naar de volgende uitdaging... Zucht.
Knap hoor, en mooi verteld ook!!!
BeantwoordenVerwijderenDankjewel! 🙏🙏🙏
Verwijderen